A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektebeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

Neurologische woordenlijst

MTHFR deficientie

 

Wat is riboflavine transporter deficientie?
Riboflavine transporter deficientie is een stofwisselingsziekte waarbij kinderen last krijgen van spierzwakte, gevoelsveranderingen, problemen met zien en horen omdat de hersenen een tekort hebben aan het stofje riboflavine (vitamine B2)

Hoe wordt riboflavine transporter deficientie ook wel genoemd?
Riboflavine transporter deficientie wordt afgekort tot de letters RTD. Riboflavine is de naam van de stof waar de hersenen een tekort aan hebben. Dit komt omdat het vervoer (transport) van riboflavine uit het bloed naar de hersenen niet goed verloopt omdat er sprake is van een tekort (deficientie) van een transport eiwit.

Twee types
Er bestaan twee verschillende fouten in het DNA die er allebei voor kunnen zorgen dat riboflavine transporter deficientie ontstaat. Daarom wordt er gesproken van type 2 (RTD2) en type 3 (RTD3). Type 2 wordt veroorzaakt door een fout in het SLC52A2-gen en type 3 door een fout in het SLC52A3-gen. Er bestaat ook een aandoening waarbij kinderen epilepsie hebben als gevolg van een fout in het SLC52A1-gen, dit wordt ook wel type 1 genoemd, maar is een ander type aandoening.

Brown-Vialetto-Van Laere syndroom
Soms wordt gesproken van het Brown-Vialetto-van Laere syndroom naar drie artsen die dit syndroom beschreven hebben. Dit wordt afgekort tot de letters BVVL.

Fazio-Londe syndroom
Riboflavine transporter deficientie type 3 wordt ook Fazio-Londo syndroom genoemd.

Spinocerebellaire ataxie met blindheid en doofheid
Riboflavine transporter deficientie type 2 wordt ook spinocerebellaire ataxie met blindheid en doofheid genoemd, afgekort tot SCABD2.

Hoe vaak komt riboflavine transporter deficientie voor bij kinderen?
Riboflavine transporter deficientie is een zeldzame aandoening. Er is niet goed bekend hoe vaak riboflavine transporter deficientie voorkomt bij kinderen. Geschat wordt dat deze aandoening bij een op de 1.000.000 mensen voorkomt. Wereldwijd zijn er iets meer dan 100 kinderen bekend met deze aandoening.
Bij een deel van de kinderen die deze aandoening heeft zal niet bekend zijn dat er sprake is van dit syndroom. Dankzij nieuwe genetische technieken wordt het gemakkelijker om deze diagnose te stellen en zal meer duidelijk worden hoe vaak deze aandoening voorkomt bij kinderen.

Bij wie komt riboflavine transporter deficientie voor?
Riboflavine transporter deficientie is al voor de geboorte aanwezig. Vaak ontstaan de eerste klachten al op de baby of peuterleeftijd. Kinderen met type 3 krijgen vaak pas op wat latere leeftijd klachten dan kinderen met type 2. Zelden onstaan de eerste klachten pas op tienerleeftijd of op jong volwassen leeftijd. Heel zelden ontstaan de eerste klachten pas op 40-jarige leeftijd.
Riboflavine transporter deficientie komt zowel bij jongens als bij meisjes voor.

Wat is de oorzaak van het ontstaan van riboflavine transporter deficientie?
Fout in erfelijk materiaal
Riboflavine transporter deficientie wordt veroorzaakt door een fout op een stukje materiaal op het 8e chromosoom (type 2) of het 20e chromosoom (type 3). De plaats waar de fout in het DNA zit wordt het SLC52A2-gen (type 2) of SLC52A3-gen (type 3) genoemd.

Autosomaal recessief
Riboflavine transporter deficientie wordt veroorzaakt door een zogenaamde autosomaal recessieve fout. Dit houdt in dat kinderen pas klachten krijgen wanneer beide chromosomen 8 of 20 een fout bevatten in het SLC52A2 of SLC52A3-gen. Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante aandoening waarbij kinderen al klachten krijgen wanneer een van de twee chromosomen een fout bevat.

Ouders drager
Bij een autosomaal recessieve aandoening zijn vaak beide ouders drager van een fout in het SLC52A2 of SLC52A3-gen. Ze hebben dus een SLC52A2 of SLC52A3-gen met afwijking en een SLC52A2 of SLC52A3-gen-gen zonder afwijking. Omdat ze zelf ook een gen zonder afwijking hebben, hebben de ouders zelf geen klachten.
Wanneer beide ouders drager zijn, dan hebben zij 25 % kans om een kindje te krijgen met het SLC13A5-syndroom. De kans dat beide ouders dragen zijn van een fout in hetzelfde gen is groter wanneer ouders (in de verte) familie van elkaar zijn.

Afwijkend eiwit
Het SLC52A2 of SLC52A3-gen bevat informatie voor de aanmaak van een bepaald transport eiwit. Dit eiwit wordt SLC52A2 of SLC52A3-eiwit genoemd. SLC52A2 of SLC52A3 staat voor solute carrier family 52 member 2 of 3. Solute carrier is het Engelse woord voor transport eiwit.
Het SLC52A2 of SLC52A3-eiwit speelt een belangrijke rol bij het transport van het stofje riboflavine (vitamine B2) van de darmen naar het bloed. Door een tekort aan dit eiwit hebben kinderen een tekort aan riboflavine in hun bloed.

Riboflavine
Met behulp van riboflavine worden in lichaamscellen twee belangrijke eiwitten aangemaakt, namelijk flavine mononucleotide (FMN) en flavine dinucleotide (FAD). Deze eiwitten spelen een belangrijke rol bij de aanmaak van voldoende energie in de lichaasmcellen in mitochondrieen.

Zenuwcellen
Riboflavine is belangrijk voor een goede werking van bepaald type zenuwcellen. Vooral de zenuwcellen in de hersenstam (de hersenzenuwen) en de zenuwen in de armen en benen zijn gevoelig voor een tekort aan riboflavine. Zonder riboflavine werken deze zenuwcellen niet goed, waardoor de symptomen die horen bij deze aandoening ontstaan.

Wat zijn de symptomen van riboflavine transporter deficientie?
Variatie
Er bestaat variatie in de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die verschillende kinderen met riboflavine transporter deficientie hebben. Het valt van te voren niet goed te voorspellen van welke symptomen een kind last zal krijgen.

Jouw kind is uniek
Bedenk dat onderstaande symptomen kunnen voorkomen bij jouw kind, maar ook niet allemaal zullen voorkomen. Jouw kind is uniek en veel meer dan een kind met deze aandoening. Het lezen van mogelijke symptomen die kunnen voorkomen, kan ouders het gevoel geven dat er alleen maar aandacht is voor de beperkingen van het kind. Dat is zeer zeker niet de bedoeling. Jouw kind is bijvoorbeeld lief, grappig, gevoelig, gezellig,sociaal, vindingrijk, nieuwsgierig, ondeugend, enthousiast,een zonnestraaltje, creatief en/of innemend en dat vind je niet terug in onderstaande symptomen die kunnen horen bij dit syndroom. Dat kan ook niet, want die eigenschappen maken jouw kind nu eenmaal uniek. Blijf daar vooral naar kijken en zie deze symptomen meer als achtergrondinformatie die je kunnen helpen om te begrijpen wat er met je kind aan de hand zou kunnen zijn wanneer jouw kind zich anders ontwikkelt of ergens last van heeft. Deze informatie kan jullie als ouders en hulpverleners een handvat geven wat hiervoor een mogelijke verklaring kan zijn.

Normale babyleeftijd
De meeste kinderen met riboflavine transporter deficientie hebben als baby geen problemen en ontwikkelen zich net als kinderen zonder deze aandoening. De eerste problemen kunnen enkele weken, maanden of jaren na de geboorte ontstaan.

Problemen met horen
Een van de eerste klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening is het slechter gaan horen. Omdat dit vaak op jonge leeftijd ontstaat, valt dit niet direct op, omdat jonge kinderen dit niet goed kunnen aangeven. Pas wanneer kinderen echt weinig horen en niet meer reageren op geluiden uit hun omgeving, valt vaak pas op dat kinderen zwaar slechthorend zijn.

Problemen met de balans
Kinderen met riboflavine transporter deficientie krijgen vaak in toenemende mate problemen met het bewaren van de balans. Dit komt voor een deel door de slechthorendheid en voor een deel doordat de zenuwen in de armen en benen minder goed werken, waardoor kinderen niet goed voelen waar hun armen en benen zijn, wat een onzeker gevoel geeft. Kinderen die al konden lopen, kunnen door dit onzekere gevoel er bijvoorbeeld weer voor kiezen om te gaan kruipen. In een donkere omgeving hebben kinderen meer moeite met de balans, dan in een lichte omgeving. Problemen met de balans komen vaker voor bij kinderen met RTD type 2, dan bij kinderen met RTD type 3.

Spierzwakte
Geleidelijk aan krijgen kinderen zwakte van verschillende spieren van het lichaam. Vaak worden de spieren van de handen, de armen, de nek en het gezicht steeds zwakker. Hierdoor kunnen kinderen hun armen niet meer goed gebruiken om te spelen of om bijvoorbeeld een beker of een vork naar de mond toe te brengen om te kunnen eten. Door de spierzwakte in de nek krijgen kinderen moeite om hun hoofd goed overeind te houden. Spierzwakte in het gezicht zorgt erovor dat kinderen niet meer goed kunnen lachen of praten. De gezichtsuitdrukking is altijd hetzelfde, je kunt aan het kind niet meer goed zien of het kind blij, boos of verdrietig is. Spierzwakte in het gezicht komt vaker voor bij kinderen met RTD type 3 dan bij kinderen met RTD type 2.
Geleidelijk aan worden de spieren van de armen steeds dunner. Bij een deel van de kinderen worden ook de spieren van de benen zwakker en dunner.

Lagere spierspanning
Door de spierzwakte gaan kinderen steeds slapper aanvoelen. Hoofd, nek en armen moeten goed ondersteund worden wanneer kinderen opgetild worden.

Problemen met zien
Spierzwakte van de ogen kan er voor zorgen dat kinderen scheel gaan zien omdat hun ogen niet meer goed bewegen. Ook kunnen de oogleden voor de ogen gaan hangen waardoor kinderen onder hun oogledn door moeten kijken. Dit wordt ptosis genoemd. Door de aandoening kan de oogzenuw zelf beschadigd raken waardoor kinderen slechtziend worden. Soms gaan de ogen schokkende bewegingen maken, dit wordt nystagmus genoemd. Problemen met zien komen vaker voor bij kinderen met RTD type 3 dan bij kinderen met RTD type 2.

Problemen ademhalen
Door zwakte van de ademhalingsspieren kunnen kinderen problemen krijgen met ademhalen. De middenrifspier (diafragma) werkt vaak niet goed. De ademhalingsproblemen kunnen beginnen met periodes van adem inhouden die sterk kunnen lijken op breath holding spells. De ademhalingsproblemen nemen geleidelijk aan toe. Vaak worden deze problemen met ademhalen zo ernstig dat kinderen beademing nodig hebben om te zorgen dat het lichaam voldoede zuurstof krijgt om te kunnen functioneren. Problemen met ademhalen komen vaker voor bij kinderen met RTD type 3 dan bij kinderen met RTD type 2.

Problemen met kauwen en slikken
Ook werken de zenuwen die naar de tong gaan vaak niet goed, waardoor drinken, kauwen en slikken moeilijk wordt. Kinderen gaan zich verslikken en moeten hoesten tijdens het eten of drinken. Veel kinderen hebben sondevoeding nodig om te zorgen dat zij voldoende voeding en vocht binnen krijgen. Aan de tong kunnen kleine trillinkjes gezien worden, dit worden fasciculaties genoemd. De tong kan geleidelijk aan ook steeds dunner worden.

Epilepsie
Een heel klein deel van de kinderen met riboflavine transporter deficientie krijgt last van epilepsieaanvallen. Deze aanvallen verdwijnen vaak vlot wanneer gestart wordt met een behandeling met riboflavine.

Autonome dysfunctie
Naast de zenuwen die zorgen dat de spieren kunnen bewegen en gevoel kan worden waargenomen, zit in het lichaam ook een autonoom zenuwstelsel. Dit zenuwstelsel stuurt allerlei organen aan en regelt de hartslag, de bloeddruk en het zweten. Ook deze zenuwen kunnen in de problemen komen als gevolg van riboflavine transporter deficientie, waardoor kinderen een te hoge of te lage bloeddruk krijgen, de hartslag te snel of te langzaam gaat, meer of minder zweten dan gebruikelijk en problemen kunnen hebben met het ophouden van de plas en de ontlasting. Problemen van het autonome zenuwstelsel worden autonome dysfunctie genoemd.

Toename klachten door een ziekte
Vaak ontstaan nieuwe klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening in de loop van weken tot maanden. Een ziekte met koorts of een operatie kan er voor zorgen dat in korte tijd er een snelle toename is van klachten.

Nadenken en leren
Kinderen met riboflavine transporter deficientie hebben geen problemen met nadenken en met leren.

Angst
Het kan voor kinderen een angstige ervaring zijn om te merken dat zij steeds minder kracht in hun spieren hebben, problemen hebben met de balans en slechter gaan zien en horen. Juist omdat kinderen dit bewust mee maken en geen problemen hebben met nadenken en met leren. Het is belangrijk om hier aandacht voor te hebben.

Bloedarmoede
Een klein deel van de kinderen met riboflavine transporter deficientie type 2 heeft last van bloedarmoeder. Bloedarmoede kan zorgen voor een bleke huidskleur, vermoeidheid en/of kortademigheid.

Rusteloze benen
Een deel van de kinderen heeft tijdens stil zitten en slapen last van rusteloze benen. Kinderen moeten hun benen bewegen en kunnen hun benen niet stil houden. Dit kan zorgen voor problemen met in slaap vallen.

OSAS
Kinderen met dit syndroom hebben vaker last van OSAS. Tijdens de slaap wordt de luchtweg afgesloten waardoor het kind tijdelijk even niet goed kan ademen. Hierdoor worden kinderen wakker waarna ze wel weer goed gaan ademen. Door de ademstops en het wakker worden zorgt de OSAS er voor dat kinderen niet goed aan hun nachtrust toe komen. Vaak worden kinderen moe en met hoofdpijnklachten wakker.Kinderen kunnen zich overdag slaperig voelen.

Verstopping van de darmen
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met dit syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen. Dit kan buikpijnklachten geven en zorgen voor een bolle buik. Ook kan de eetlust hierdoor minder worden.

Scoliose
Een deel van de kinderen met dit syndroom krijgt een zijwaartse verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd. Van een milde scoliose zullen kinderen zelf geen last hebben. Toename van de scoliose kan zorgen voor het ontstaan van pijnklachten in de rug en problemen met zitten en staan.Ook kan een toegenomen voorwaartse verkromming van de borstwervelkolom voorkomen. Kinderen krijgen hierdoor een voorover gebogen houding. Dit wordt ook wel kyfose of bochel genoemd.

Vermoeidheid
Kinderen met riboflavine transporter deficientie zijn sneller vermoeid dan kinderen zonder dit syndroom. Deels komt deze vermoeiheid omdat bewegen, praten, voelen en nadenken kinderen met riboflavine transporter deficientie meer energie kost waardoor de energie sneller op is.Slaapproblemen kunnen ook een rol spelen bij vermoeidheid.

Hoe wordt de diagnose riboflavine transporter deficientie gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een jong kind die in toenemende mate last krijgt van problemen met horen, het bewaren van de balans, spierzwakte in het gezicht en van de armen en ademhalingsproblemen kan aan deze aandoening gedacht worden. Omdat dit een hele zeldzame aandoening is, zal vaak aanvullend onderzoek nodig zijn om de juiste diagnose te stellen.

Bloedonderzoek
Bij routine bloedonderzoek worden bij kinderen met riboflavine transporter deficientie meestal geen bijzonderheden gevonden.In tegenstelling tot kinderen met de aandoening RTD type 1 is het ammoniak in het bloed normaal bij kinderen met RTD type 2 en 3. Bij een klein deel van de kinderen is er sprake van bloedarmoede.


 
Genetisch onderzoek
Wanneer aan de diagnose gedacht wordt (bijvoorbeeld omdat deze in de familie voorkomt), kan door middel van gericht genetisch onderzoek op bloed naar het voorkomen van een fout op het 8e of 20e-chromosoom in het SLC52A2 of 3-gen
Tegenwoordig zal vaak door middel van een buisje bloed en een nieuwe genetische techniek (whole exome sequencing (WES)genoemd) deze diagnose gesteld kunnen worden zonder dat er specifiek aan gedacht was of naar gezocht is.

MRI-scan
Bij kinderen die in korte tijd last krijgen van balansproblemen en spierzwakte, zal vaak een MRI-scan van de hersenen gemaakt worden om te kijken wat er in de hersenen aan de hand is. Bij de meeste kinderen met riboflavine transporter deficientie worden geen afwijkingen op de MRI scan van de hersenen gezien. Bij een klein deel van de kinderen is te zien dat de kleine hersenen kleiner zijn van volume. Soms zijn er witte vlekken te zien in de kleine hersenen of in de hersenstam.

Stofwisselingsonderzoek
Kinderen die in een snel tempo neurologische problemen krijgen, wordt vaak stofwisselingsonderzoek gedaan op bloed en urine. Bij dit onderzoek kan gezien worden dat er een te veel is aan korte en middellange keten acylcarnitine in het bloed bij een deel van de kinderen met riboflavine transporter deficientie. Deze aandoening wordt nog niet opgepikt door de hielprikscreening.

EEG
Bij kinderen met epilepsie aanvallen wordt vaak een EEG gemaakt. Vaak is in de hersenen een te traag hersenritme zichtbaar. Dit is niet specifiek voor deze aandoening en komt ook bij veel andere aandoeningen voor.

EMG
Wanneer de zenuwen van kinderen en volwassenen met riboflavine transporter deficientieworden doorgemeten, dan valt vaak op dat de zenuwen in de armen en benen minder goed werken dan gebruikelijk. Dit wordt een polyneuropathie genoemd. Bij riboflavine transporter deficientie is er sprake van een axonale sensoor meer dan motore polyneuropathie. In de spieren zelf kunne fasciculaties gezien worden.

KNO-arts
De KNO-arts kan beoordelen of er sprake is van gehoorverlies. Bij deze kinderen is er sprake van perceptief gehoorsverlies.

BAEP
Met een BAEP onderzoek kan aangetoond worden dat de signalen die van de oren naar de hersenen toe gaan bij kinderen met riboflavine transporter deficientie veel te traag of helemaal niet verwerkt worden. Hierdoor hebben kinderen problemen met horen.

Oogarts
Kinderen met dit syndroom worden altijd een keer gezien door de oogarts om te kijken of er afwijkingen zichtbaar zijn aan de ogen.

VEP
Door middel van een VEP onderzoek kan aangetoond worden dat de oogzenuw niet goed werkt.

Hoe wordt riboflavine transporter deficientie behandeld?
Riboflavine
Het is belangrijk om zo snel mogelijk na het starten van de juiste diagnose te starten met een behandeling met een hoge dosering riboflavine. Meestal wordt tussen de 10 tot 50 mg per kilogram lichaamsgewicht per dag gegeven. Meestal krijgen kinderen drie keer per dag riboflavine. Op deze manier kan gezorgd worden dat er voldoende riboflavine in de zenuwen terecht komt. Kinderen moeten deze behandeling levenslang krijgen. In melk, eieren en vlees zit ook riboflavine, maar dit is een veel te lage hoeveelheid die nodig is voor deze aandoening, het is dus niet mogelijk om door middel van voeding voldoende voor deze kinderen voldoende riboflavine binnen te krijgen.
Na starten van de riboflavine ontstaan meestal geen nieuwe klachten meer. Klachten die al aanwezig zijn, zullen in de loop van dagen, weken, maanden tot jaren gaan verbeteren. De meeste kinderen verdragen de riboflavine heel goed en hebben weinig bijwerkingen. Sommige kinderen hebben last van diarree of verkleuring van de urine. Wanneer kinderen ziek zijn, moet tijdelijk de hoeveelheid riboflavine worden opgehoogd tot het weer beter gaat met kinderen.

Arts metabole ziekten
Kinderen met riboflavine transporter deficientie zullen vaak begeleid worden door een kinderarts met veel ervaring met stofwisselingsziekten. Stofwisselingsziekten worden ook wel metabole ziekten genoemd. Daarom wordt deze kinderarts, kinderarts metabole ziekten genoemd.

Ondersteuning lichaamsfuncties
Een groot deel van de kinderen heeft tijdelijk ondersteuning van lichaamfuncties nodig. Zo kunnen kinderen met ademhalingsproblemen tijdelijk beademing nodig hebben, soms via een buisje in de hals (tracheostoma) wanneer langer durend beademingsondersteuning nodig is. Kinderen kunnen via een sonde voeding en vocht nodig hebben wanneer zij zelf niet in staat zijn om voldoende te eten en te drinken. Veel kinderen verblijven enige tijd op een kinderafdeling of intensive care afdeling om de juiste ondersteuning te krijgen.

Fysiotherapie
De fysiotherapeut kan adviezen geven hoe kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De fysiotherapeut kijkt samen met het kind en de ouders wat een kind graag zou willen doen op een dag. De zogenaamde F-woorden: Function, Family, Fitness, Fun, Friends en Future zijn een belangrijke leidraad om een plan te maken hoe een kind of een volwassene het beste ondersteunt kan worden. Soms kunnen hulpmiddelen het bewegen gemakkerlijker maken.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Sommige kinderen hebben baat bij een speciale speen (special need speen) waardoor het drinken uit de fles beter verloopt. Moeders kunnen borstvoeding kolven, zodat kinderen op deze manier toch borstvoeding als voeding kunnen krijgen via de fles.De logopediste kan ook adviezen geven hoe de mondspieren getraind kunnen worden, waardoor kinderen minder last hebben van kwijlen.
Ook kan de logopediste helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze nog geen woorden kunnen gebruiken. Sommige kinderen hebben baat bij een spraakcomputer.

Diëtiste
Een diëtiste kan berekenen hoeveel calorieën en voedingsstoffen een kind nodig en adviezen geven over voeding of sondevoeding om aan deze behoefte te voldoen. Soms geeft de diëtiste aanvullende calorierijke drankjes.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen die de ontwikkeling van een kind kunnen stimuleren.
Een ergotherapeut kan adviezen geven hoe om te gaan met beperkte energie.

Revalidatiearts
De revalidatiearts kan meedenken hoe kinderen en volwassenen met een bewegingsstoornis toch aan zo veel mogelijk activiteiten in het dagelijks leven kan deelnemen. Bij problemen wordt gekeken wat voor oplossing er voor deze problemen te bedenken is. Vaak doet de revalidatiearts dit aan de hand van ICF-CY model. Er wordt gekeken wat het effect is van de aandoening op de verschillende lichaamsfuncties van het kind, de mogelijkheid om activiteit te ondernemen (bijvoorbeeld eten, aankleden, spelen) en de mogelijkheden om deel te nemen aan het dagelijks leven. De revalidatiearts denkt samen met een team mee welke oplossingen er te bedenken zijn voor een bepaald probleem.

Oogarts
Een deel van de kinderen heeft een bril nodig om goed te kunnen zien. Wisselend afplakken van een oog kan nodig zijn bij scheelzien om het ontstaan van een lui oog te voorkomen. Bij ernstig scheelzien kan een operatie nodig zijn om de ogen meer recht te zetten.

VISIO/Bartimeus
VISIO en Bartimeus zijn instellingen die kinderen en volwassenen die slechtziend of blind zijn begeleiden. Zij kunnen vaak tips hebben hoe kinderen die slecht kunnen zien het best kunnen spelen of benaderd kunnen worden.

Gehoorhulpmiddelen
Kinderen die slechthorend zijn, kunnen soms baat hebben bij een gehoorapparaat om op deze manier beter te kunnen horen. Kinderen die volledig doof zijn, hebben meestal geen baat bij een gehoorapparaat. Een KNO-arts en een audioloog kunnen vaststellen of een kind baat zal hebben bij een gehoorapparaat en bij welk type gehoorapparaat. Ook kunnen zij adviezen geven voor hulpmiddelen die er voor kunnen zorgen dat kinderen met slechthorend of doofheid zich zo goed mogelijk zelfstandig kunnen redden (speciale deurbel, speciale wekker etc.)

Kentalis
Kentalis is een organisatie die kinderen en volwassenen die slechthorend, doof, doofblind zijn, een taalontwikkelingsstoornis of een communicatieve meervoudige beperking hebben ondersteunt in de vorm van onderzoek, diagnostiek, zorg, speciaal onderwijs, ambulante begeleiding op scholen en werkbegeleiding.

Behandeling epilepsie
Na start van behandeling met riboflavine verwijnt de epilepsie vaak en zijn geen andere medicijnen meer nodig. Voordat de juiste diagnose is gesteld, kunen verschillende medicijnen die gebruikt worden voor de behandeling van epilepsie goed effect hebben.

Behandeling OSAS
De eerste stap in de behandeling van slaapapneu is vaak het verwijderend van de keel en/of neusamandelen door de KNO-arts. Op deze manier ontstaat er meer ruimte in de keel, waardoor de slaapapneu kan verdwijnen. Wanneer slaapapneu ondanks verwijderen van de keel-en/of neusamandelen nog blijft bestaan kan het nodig zijn om tijdens de slaap een CPAP behandeling te geven. Via een kapje wordt lucht onder druk in de longen geblazen. De druk van de lucht zorgt er voor dat de luchtpijp open blijft en niet kan samenvallen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen en zo veel als kan bewegen. Regelmatig zijn zetpillen (bisacodyl) of clysma's nodig om de ontlasting op gang te krijgen. Wanneer dit onvoldoende helpt kan darmspoelen een optie zijn.

Omgaan met vermoeidheid
Het hebben van riboflavine transporter deficientie kost het lichaam bij alle dagelijkse activiteiten meer energie. Daardoor is de energie op een dag sneller op. Het goed verdelen van de energie over de dag helpt om vermoeidheid te voorkomen. Het kan helpen goed naar de taken die voor een dag ingepland staan te kijken en te beoordelen of deze taken noodzakelijk zijn of niet en of ze energie geven of niet. Aan de hand daarvan kan ingepland worden welke taken wel op het programma komen te staan en welke niet. Het maken van een planning kan helpen. Het is belangrijk om te zorgen voor variatie in taken en om ook voldoende momenten van ontspanning in te plannen.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaats kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met riboflavine transporter deficientie. Dit kan ook via de Nederlandse vereniging voor kinderen met een stofwisselingsziekte.

Wat betekent het hebben riboflavine transporter deficientievoor de toekomst?
Tijdig starten met behandeling
Hoe eerder gestart wordt met behandeling met riboflavine, hoe minder nieuwe klachten zullen ontstaan en hoe sneller kinderen weer vooruit kunnen gaan in hun ontwikkeling en hoe minder restklachten er zullen zijn. Kinderen die een vorm hebben waarbij in een langzaam tempo nieuwe klachten ontstaan hebben vaak minder restklachten, dan kinderen die een vorm hebben waarin in een hoog tempo nieuwe klachten ontstaan.
Sinds 2011 is er in Nederland ervaring met de behandeling met riboflavine. In deze 13 jaar dat er ervaring is met de riboflavine behandeling hebben kinderen na start van de behandeling geen nieuwe klachten meer gekregen.

Restklachten
In de loop van dagen, weken, maanden, jaren na start van de riboflavine kunnen klachten die ontstaan zijn als gevolg van deze aandoening verbeteren. Bij het ene kind verbeteren de klachten sneller dan bij het andere kind. Niet bij alle kinderen zullen alle klachten die zijn ontstaan weer helemaal verdwijnen na starten van de riboflavine, een deel van de kinderen houdt restklachten zoals slechtziendheid of slechthorend of een vermindere spierkracht over. Omdat na jaren na start van de behandeling nog steeds verbetering kan worden gezien, is het moeilijk om aan te geven wanneer er sprake is van restklachten en wanneer de klachten nog kunnen gaan verbeteren.

Levensverwachting
De levensverwachting hangt sterk samen met het tijdstip waarop de diagnose gesteld wordt en het moment waarop de juiste behandeling met riboflavine gestart wordt. Voordat bekend was dat deze aandoening te behandelen is met riboflavine kwamen vrijwel alle kinderen met deze aandoening te overlijden voor de leeftijd van 12 jaar. Door tijdige behandeling is de kans op overlijden sterk afgenomen. Bij kinderen die al op jonge leeftijd klachten krijgen, die in een snel tempo toenemen is de kans op overlijden nog licht verhoogd.

Kinderen krijgen
Er zijn geen aanwijzingen dat het hebben van deze aandoening van invloed is op de vruchtbaarheid. De kans dat kinderen van een volwassenen met riboflavine transporter deficientie zelf riboflavine transporter deficientie krijgen is heel klein. Dit kan alleen wanneer de partner drager is van een fout in het SLC52A2of 3-gen of wanneer de partner zelf riboflavine transporter deficientieheeft. De kans hierop is erg klein.
Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.
Mogelijk is het voor vrouwen die drager zijn van een fout in het SLC52A2of 3-gen (zoals zussen van een kind met deze aandoening) goed om tijdens de zwangerschap en de borstvoedingsperiode extra riboflavine te gebruiken. Het is goed dat vrouwen die drager zijn dit voor ontstaan van een zwangerschap bespreken met de gynaecoloog en geneticus. Door het gebruik van extra riboflavine kan voorkomen worden dat de moeder een tekort aan riboflavine krijgt, wat kan zorgen voor hoge bloeddruk, pre-eclampsie en vroeggeboorte of dat de baby tijdelijk te kort heeft aan riboflavine (transiente neonatale riboflavine tekort).

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om riboflavine transporter deficientie te krijgen?
Erfelijke ziekte
Riboflavine transporter deficientie is een erfelijke ziekte. Meestal blijken beide ouders drager te zijn van een fout in het SLC52A2 of 3-gen. Broertjes en zusjes hebben dan 25% kans om zelf ook riboflavine transporter deficientie te krijgen.
Een klinisch geneticus kan daar meer informatie over geven.

Familiebrief
Het hebben van een genetische aandoening kan soms ook consequenties hebben voor andere familieleden dan alleen de jongere en zijn gezin. Er kan een kans bestaan dat deze aandoening bij meerdere familieleden voorkomt. Een klinisch geneticus maakt meestal een familiebrief. Hierin wordt uitgelegd wat de aandoening inhoudt, waar meer informatie te vinden is over de aandoening en waarin vermeld staat of familieleden een verhoogde kans hebben om ook zelf deze aandoening te hebben. Met deze brief kunnen familieleden die dat willen via de huisarts verwezen worden naar een klinisch geneticus.

Prenatale diagnostiek
Door middel van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek bestaat de mogelijkheid om tijdens een zwangerschap na te gaan of een broertje of zusje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.pns.nl

Preïmplantatie Genetische Test (PGT)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met riboflavine transporter deficientie kunnen naast prenatale diagnostiek soms ook in aanmerking voor een preïmplantatie genetische test (PGT.) Bij PGT wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van riboflavine transporter deficientie. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor riboflavine transporter deficientie komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgtnederland.nl.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links
www.stofwisselingsziekten.nl
(Nederlandse vereniging van mensen met een stofwisselingsziekte)
www.cruertd.org
(Engelstalige website over RTD)

Referenties

  1. Clinical presentation and outcome of riboflavin transporter deficiency: mini review after five years of experience. Jaeger B, Bosch AM. J Inherit Metab Dis. 2016;39:559-64
  2. An update on the genetics, clinical presentation, and pathomechanisms of human riboflavin transporter deficiency. O'Callaghan B, Bosch AM, Houlden H. J Inherit Metab Dis. 2019;42:598-607.
  3. Disorders of riboflavin metabolism. Balasubramaniam S, Christodoulou J, Rahman S. J Inherit Metab Dis. 2019;42:608-619
  4. Normal Outcome With Prenatal Intervention for Riboflavin Transporter Defect. Elks N, Wilmshurst JM, Raga SV. Pediatr Neurol. 2023;144:16-18
  5. Benefit of high-dose oral riboflavin therapy in riboflavin transporter deficiency. Fennessy JR, Cornett KMD, Burns J, Menezes MP. J Peripher Nerv Syst. 2023;28:308-316.

 

Auteur: JH Schieving

Laatst bijgewerkt: 30 maart 2024

 

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.